Geschreven door : Gert Meesters - Categorieën : In de pers

Stripmuseum: Waar is dat Boerke?

Stripmuseum: Waar is dat Boerke?

Voor zijn vijftiende verjaardag krijgt Boerke een permanente kamer in het al even jarige Belgisch Stripmuseum, dat zijn eerste kwarteeuw heeft volgemaakt. Het toeval wil dat een en dezelfde stripauteur de geboorte van beide instituten van dichtbij heeft meegemaakt: de minzame Ferry. ‘Boerke is in mijn les ontstaan.’

Nieuwe strips hoeven voor Ferry Van Vosselen (70) niet meer zo nodig. Ooit scheerde hij hoge verkooptoppen met de serie Ian Kaledine en kreeg hij de Bronzen Adhemar voor zijn reeks De kronieken van Panchrysia. Tegelijk gaf hij les op Sint-Lucas Gent, waar destijds alle grafische studenten die strips wilden tekenen bij hem terechtkwamen. Zo ook een piepjonge Pieter De Poortere, ruim vijftien jaar geleden. ‘Ik herinner me dat nog goed. De eerste tekeningen die ik van Pieter zag, waren al origineel. Heel eenvoudig, maar met een grote eigenheid. Hij was een van de weinige studenten die iets probeerden te doen met een humoristische stijl. Zijn gebruik van rood en blauw viel toen al op. Voor mij was dat pure nostalgie: de eerste albums van Suske en Wiske waren in rood en blauw gedrukt. Pieters kleuren herinnerden me dus aan de allereerste stripverhalen die ik las. Die verwijzing was misschien geen toeval, want Pieter trok vaak op met Jan Van der Veken en Peter Willems (beiden gewaardeerde illustratoren, nvdr.). Volgens mij spraken ze onderling veel over strips. Ik herinner me dat ik Pieter op een bepaald moment gevraagd heb of het figuurtje Boerke niet te beperkt was, maar hij geloofde er rotsvast in. Terecht. Dat hij nu al jaren in Knack Focus staat en in Frankrijk wordt uitgegeven, is het resultaat van een grote gedrevenheid en werkkracht.’

Ferry zag niet alleen Boerke geboren worden, hij was ook vanaf de voorbereidende fase betrokken bij de oprichting van het Belgisch Stripmuseum. ‘De aimabele Bob De Moor, jarenlang de rechterhand van Hergé, was de eerste voorzitter. Met hem was ik goed bevriend. Het Waucquez-warenhuis van Victor Horta waar het museum gevestigd is, je had dat in die tijd moeten zien: een ruïne! Clochards hadden de artnouveaubanken half opgebrand om het warm te krijgen.’

Ondertussen is Ferry al enkele jaren bestuursvoorzitter van het museum, dat zijn eerste kwarteeuw viert op een hoogtepunt. ‘We hebben in augustus ons maandrecord gebroken: meer dan 25.300 betalende bezoekers. De tentoonstellingen worden nog steeds beter en de Nederlandstalige strip voelt zich er meer thuis dan vroeger. In de eerste 25 jaar vond ik de exposities over Will Eisner (de grondlegger van de Amerikaanse graphic novel, nvdr.) en Dino Battaglia echt ontroerend. Het deed me als tekenaar iets om die originele pagina’s te kunnen bekijken. Voor de volgende kwarteeuw blijven er zeker nog genoeg namen over. Een grote tentoonstelling over Moebius, Jacques Tardi of een vergeten grootmeester als Maurice Tillieux mag er van mij zeker komen.’ Maar die moeten dan wel Ferry’s oud-student Pieter De Poortere en zijn onvermoeibare landbouwer laten voorgaan.


In de zoekplaat hierboven lopen niet alleen tientallen stripfiguren rond, u kunt er ook het Belgisch Stripmuseum van naderbij mee leren kennen. De raket van Kuifje en die smurf zijn niet bepaald goed verstopt, maar weet u waar de studiebibliotheek precies ligt? De Gallery? Wat doet dat deux-chevauxtje daar? Weet u wie dat jongetje in dat vreemde bed is? En dat gekroonde hoofd? Duizend bommen en granaten, struikel niet over die gebroken trede – en die dakloze! En waar is Boerke?!