Geschreven door : Koen Driessens - Categorieën : Reviews De Stripspeciaalzaak

Op weg naar Compostella - 2: De Ankou, de duivel en de novice

Op weg naar Compostella - 2: De Ankou, de duivel en de novice

De dood reist mee

Vorig jaar begon de toch al niet meer zo jonge Jean-Claude Servais (59) aan een lange en ambitieuze voettocht naar Santiago de Compostella. Echter niet uitgedrukt in kilometers of in blaren, maar in circa zeshonderd pagina's of zeven albums, verspreid over evenveel jaren. In 2020 hoopt de Ardense stripauteur het Spaanse bedevaartsoord bereikt te hebben. Dat wil eigenlijk zeggen: zijn vier hoofdpersonages. Die nemen in Op weg naar Compostella elk een andere weg, maar zoeken in hun einddoel dezelfde loutering. In de oorspronkelijke titel van de reeks, Chemins de Compostella, wordt beter dan in de Nederlandse titel uitgedrukt dat er verschillende wegen zijn om dat doel en Compostella te bereiken. We zien dan ook heel diverse personages met uiteenlopende achtergronden en langs verschillende wegen op weg gaan naar Compostella.

In het eerste deel lag de focus op het 'eekhoorntje' Blanche, die in naam van haar grootvader vanuit Brussel aan haar pelgrimage vertrekt. In dit tweede deel volgen we haar nog steeds, via Zuid-België de Franse Ardennen intrekkend. Voor Servais is dit bekend terrein. De Gaume tegen de Frans-Luxemburgse grens is zijn territorium en leverde hem al veel inspiratie. Sterke lokale legenden, volksfiguren, de nog enigszins wilde fauna en flora van de Belgische Ardennen vulden tal van Servais' strips. Recent nog mochten de abdij van Orval en war lord Godfried van Bouillon zich verheugen in een verstripping. Zijn regionale accenten verhinderden Servais echter door te breken in Frankrijk, waar ze toch anders kijken naar bijvoorbeeld de bij ons wereldberoemde kruisvaarder-koning van Jeruzalem — als ze er al ooit van gehoord hebben. Zijn werk is er dan ook slechts spaarzaam te vinden. Uit een overleg met zijn uitgever ontstond bij Servais het voornemen dan maar eens Frankrijk een hoofdrol te geven in het vervolg van zijn œuvre. Servais was naar eigen zeggen toch al langer van plan iets te doen rond de pelgrimsroutes naar Compostella, maar voelde zichzelf professioneel nog niet rijp voor die onderneming.

En het moet gezegd: de Compostella-boeken zijn verhaal- en tekentechnisch een heel complexe uitdaging. Grafisch heeft Servais zich het moeilijker dan ooit gemaakt door onder meer heel wat stadszichten in zijn tekeningen op te nemen. De Grote Markt van Brussel is al vaker verstript, maar zelden zo gedetailleerd en realistisch. In die zin was bijvoorbeeld zijn werk rond Orval een goede voorbereiding. In dit tweede deel leidt Blanche ons via de Maginotlijn naar Sedan en Charleville-Mézières. De Ankou van de titel (een Bretoense versie van Pietje de Dood) was in die streek honderd jaar geleden héél actief. In en rond Charleville, waar Blanche de bekende poppenspelers ontdekt, besteedt Servais veel aandacht aan de verdoemde dichter Arthur Rimbaud, die er (kort) leefde. En dan laat Servais nog de legende van de Vier Heemskinderen liggen, die er in die streek heel actief is en toch ook enkele mooie doodmotieven in zich draagt!

Niet alleen daar in de Ardennes-Champagne, maar vooral in Bretagne wandelt de Dood mee met de pelgrims naar Compostella. Dit tweede deel concentreert zich — zoals de titel al aangeeft — op de Bretoense pelgrims van het viertal dat Servais in deze reeks volgt. Servais verlaat er zijn vertrouwde, veilige Ardense wegen, maar geeft in interviews aan dat de kleurrijke Bretoense mythologie toch nauw verwant is met de Ardense. Hij is er alleszins uitvoerig op plaatsbezoek geweest om ons ook hier te overstelpen met plaatjes en weetjes. Reuzen, menhirs, dolmen, de typisch Bretoense kruisbeelden,... ze zijn er allemaal. Het hoge toeristische gidsgehalte van deze reeks is aardig en interessant, maar hindert de vaart van het verhaal ook hier weer. Toch doet Servais meer dan in deel 1 hier pogingen om de plaatselijke folklore in zijn verhaal te betrekken: Céline en Dominique, die elkaar onderweg ontmoeten, doen bijvoorbeeld een geanimeerde ervaring op in de magische bossen van Brocéliande.

We komen meer te weten over de beweegredenen van Céline, die getraumatiseerd door de moord op haar (gekleurde) vriendje, vanuit de Mont Saint-Michel als novice vertrekt voor haar spirituele tocht naar Compostella. Van zwerver Dominique, die onderduikt in een groep wandelaars vanuit het uiterste westen van Bretagne (letterlijk het einde van de wereld, Finistère) hadden we al begrepen dat hij mogelijk in verband te brengen is met de moord op een meisje. Verdacht van nóg een moord in zijn omgeving (en van hoteldiefstal) verandert deze duivel (?) zijn uiterlijk en sluit hij zich aan bij de argeloze Céline. Servais kondigt aan dat duidelijkheid rond de seriemoordenaar er pas zal zijn na deel 4, het einde van een eerste cyclus in de reeks. Overigens beweert hij zelf nog geen idee te hebben waar zijn project naartoe leidt. Niet hijzelf, maar de personages bepalen volgens hem de gebeurtenissen. Of misschien wel de lezers. Het zal ons benieuwen of het bedoelde Franse publiek van deze reeks erdoor gecharmeerd is.

Respect voor de grote kunstenaar, die we al decennia volgen, maar deze serie ontbeert toch wat pit. En daar kan zelfs een gastoptreden van de Ankou (die wat weg heeft van François Boucqs Magere Hein) niet aan verhelpen. Tenzij het van het vierde personage, Alexander, zal komen. Op de laatste pagina's van dit album start hij vanuit Genève per trein zijn tocht. Ook hij loopt gebukt onder persoonlijke drama's, na het verlies van zijn vrouw en hun kind. Servais laat echter ook in dit tweede album ons toch wat op onze honger zitten. We komen bijvoorbeeld nauwelijks meer te weten over Alexander. Zijn personages dragen ongetwijfeld veel verhaalmogelijkheden in zich, maar die komen er vooralsnog niet helemaal uit. Door zijn staat van dienst krijgt Servais van ons nog het voordeel van de twijfel — en de mooie inkleuring en zorgvuldige tekeningen pleiten ook voor hem (deel 3 zou zich vooral in Parijs situeren) — maar we gaan niet tot 2020 blíjven wachten op de schwung die van deze reizen ook voor de lezer een boeiende striptrip moet maken. Inmiddels sjokken we geduldig verder over de pelgrimsweg en houden we onze blarenpleisters bij de hand.