Geschreven door : Koen Driessens - Categorieën : Reviews De Stripspeciaalzaak

De auto's van Lefranc

De auto's van Lefranc

Een eigentijds blondje

Onlangs stak nog eens een Tesla ons voorbij (die dure e-patserwagens zijn allang niks exclusiefs meer). "All wheel drive" stond er op het koetswerk achteraan. "Ha, fijn voor meneer dat ál zijn wielen draaien", bedachten we. Natuurlijk wil dat Musk-monster de schijn wekken nóg straffer te zijn dan een "4 wheel drive": "De mijne heeft toch meer wielen dan gij, nah!" Alle kleppen en cilinders nog aan toe, zeg! En wij die dachten dat een auto maar een ding was om je van A naar B te brengen. Om maar te zeggen: wij hebben niet veel met auto’s. Zolang ze maar functioneren — op vier of meer wielen. Wél hebben we — en jij bent het als stripliefhebber met een esthetisch oog allicht met ons eens — de stellige indruk dat auto’s mooier worden met de jaren. Niet dat vroeger alles beter was, want hoe ouder een auto, hoe oncomfortabeler en onveiliger die is. Maar toch ook leuker om naar te kijken.

Omdat de reeks Lefranc nu toch al zeventig jaar meegaat, zijn daarin inmiddels ook flink wat oldtimers te vinden. Jacques Martin (1921-2010) bedacht de reeks in 1952 als tussendoortje voor Alex, hoewel Le Lombard er na het succes van Het sein staat op rood aan dacht om er zijn hoofdreeks van te maken, tot Hergé de auteur inpikte voor zijn studio en de lezers ruim tien jaar moesten wachten op een tweede deel. Martin wilde een eigentijdse reeks met moderne gevaren en koos daarom voor een verslaggever die in alle vrijheid en exclusiviteit de meest opmerkelijke avonturen kon beleven... alles wat échte journalisten nooit ervaren, dus. De reeks bleef niet hangen in één tijdperk, maar ging letterlijk met zijn tijd mee, zodat Lefranc in de jaren 1990 nog even kwiek was als veertig jaar tevoren. Vooral aan de auto’s (en andere voertuigen) kan de lezer merken in welk decennium de albums gemaakt werden. Vandaag hebben de huidige, zich in nostalgie wentelende auteurs dat losgelaten en is de nu wat oubollige reeks allang niet meer met zijn tijd mee... Het in het boek toegevoegde korte verhaal van Régric en Roger Seiter bevestigt dat alleen maar. Toegegeven, ze doen wél hun best bij het tijdperk van het verhaal passende auto’s te zoeken, want fouten tegen het realisme zouden nu nog steeds onvergeeflijk zijn. Martin zelf was daar fanatiek in. Zo moderniseerde hij bijvoorbeeld in De apocalyps (1986) de Mercedessen, hoewel zijn potloodversie van het album al van 1974 dateerde.

De auto’s van Lefranc biedt per album (33 stuks inmiddels) een gedetailleerd overzicht van alle wagens waarvan de razende reporter en slechteriken van dienst zich bedienen. Interessanter is wat eraan voorafging: auteur Xavier Chimits illustreert met vele voorbeelden hoe Martin een voet binnen de deur van het weekblad Kuifje kreeg dankzij een autorubriek, waarbij hij knappe staaltjes van staal en chroom voortbracht. We leren onder meer hoe Martin, die vanaf 1954 álle auto’s tekende in de Kuifje-albums, onderscheid maakte tussen auto’s in realistische en humoristische reeksen (bij Kuifje komen die van de grond om snelheid te suggereren). Opvallend is ook hoe vaak Lefranc in rode (sportieve) wagens rondtoert. Rood, als in de eeuwige tuniek van Alex. Niet toevallig is Lefranc ook een blondje: vanwege het succes van Alex dwong Le Lombard de aanvankelijk donkere Lefranc een gelijkaardig uiterlijk op. "Verbindt de kleur rood de beide helden van Jacques Martin?" vraagt Chimits retorisch. "Of is het een grafische truc om de blik van de lezer naar het hoofdpersonage te lokken? Alleen Jacques Martin had het antwoord op deze vraag kunnen geven. Maar dat heeft hij voor zich gehouden." Nou nee. Toen we hem vijfendertig jaar geleden interviewden, deed Martin laconiek: symbolische vurigheid en strijdvaardigheid? Nee, het had niets te betekenen. "Puur toeval."